Vroeger
We boeren in een landschap met duidelijke sporen van haar verleden. Een landschap doorsneden door de oude ontginningsas Lageweg en omringd door maren. Een landschap met ‘opstrekkende verkaveling’: veelal langgerekte percelen. En een landschap met veel boerenbedrijven, oorspronkelijk veelal gemengde bedrijven met zowel veehouderij als akkerbouw. Zo ook de boerderij waar wij als broers opgegroeid zijn. Eigenlijk waren het al ‘kringloopboerderijen’, waar het vee de mest produceerde en een deel van de verbouwde gewassen benut werd als veevoer. Ook zijstromen als stro en bietenloof werden nuttig ingezet op de boerderij of in de nabije omgeving. Later kwam de schaalvergroting, werden boerderijen groter en specialistischer en werden paarden en mankracht ingeruild voor machines. En daarmee werd ook het landschap eenzijdiger. In de nasleep van de tweede wereldoorlog werd de landbouwsector door de overheid gestimuleerd om zoveel en zo efficient mogelijk voedsel te produceren. Nederland wilde niet weer zonder eten zitten. Daar waren de boeren voor nodig.
Maar toen kwam er teveel: een boterberg en een graanoverschot ontstond. Er werd voor de hele wereld geproduceerd en dus met de hele wereld geconcurreerd. Opbrengstprijzen stonden onder druk. Om toch een rendabel bedrijf te hebben, was opnieuw schaalvergroting, specialisering en mechanisering nodig. Dat zie je terug in het landschap, in de omvang van de percelen, boerderijen, machines en veestapels.